Er spreekt zo veel onmacht uit de PvdA over de eigen bestaansgrond, dat je er bang van wordt. In deze tijden van globalisering en flexwerk is sociale zekerheid onmisbaar.
Wonderlijk, die enorme opluchting in het nabije buitenland over de Nederlandse verkiezingsuitslag en de uitgebleven doorbraak van Geert Wilders. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken Sigmar Gabriel, een SPD-man, zag er zelfs een stem vóór Europa in. Als een Duitse sociaal-democraat de nu al jaren woedende veenbrand tegen de bestuurselites in een westers buurland zo oppervlakkig beschouwt, en de ineenstorting van de Nederlandse zusterpartij compleet over het hoofd ziet, zegt dat iets over de staat van ontkenning waarin de sociaal-democratie verkeert. Overal in Europa is die ondanks zelfverklaard kosmopolitisme heel erg naar binnen gericht. Ook in Duitsland, het stamland van het socialisme. Het maakt de SPD blijkbaar niet uit wie er in buurlanden regeert, zolang anti-Europese volksmenners maar onder de grond blijven. Solidair is anders.
Natuurlijk kun je dit ook positiever uitleggen. Een Duitse sociaal-democraat zal zeggen dat het aan de Nederlanders en al die andere Europese volken zelf is om hun eigen parlementariërs te kiezen: ‘Hier darf jeder machen was er will, aber nur im Rahmen der freiheitlich demokratischen Grundordnung.’ Die tekst komt uit het linkse Duitse cabaret, van de bard Franz Josef Degenhardt (1931 – 2011), en is – jázeker – spottend bedoeld. Ik zeg het er maar even bij, want ik denk niet dat er nog velen op de hoogte zijn van alle cultuuruitingen die het Duitse (nationale) socialisme tijdens zijn lange geschiedenis heeft voortgebracht. Zeker niet in geheugenloos Nederland. Daar kon je na 15 maart overal lezen dat de PvdA zichzelf heeft overleefd en op zoek moet naar nieuwe wegen om weer sexy te worden voor jonge kiezers. Of zoiets. Zoals er ook partijprominenten zijn die juist nu, terwijl de rode familie naar alle kanten is uitgevlogen, het moment rijp achten voor een samengaan met de frisse lentespruiten van GroenLinks. Zodat er weer progressieve toekomst is.
Misplaatste gelatenheid
Als vrijzinnig-conservatieve buitenstaander (ik stemde voor het eerst sinds 1986 weer eens PvdA) begrijp ik weinig van deze doodsverklaringen. Er spreekt een zodanig onbegrip uit over de eigen bestaansgrond, dat je bang kunt worden van zoveel onmacht. Niet voor het eerst trouwens, want de sociaal-democratie was vaak hopeloos verdeeld over de te volgen koers en elke partijdenker blonk uit in nieuwe ‘spagaten’ die in het verschiet zouden liggen. De Nederlandse sociaal-democratie was een hogere vorm van hersengymnastiek. Met één constante: als er politiek moest worden gekozen, kwam zij als grootste gemene deler op links altijd weer als winnaar uit de bus. Tot 15 maart, toen de sociaal-democratie niet alleen werd overvleugeld door de brave jongens en meisjes van GroenLinks en het niet meer zo linkse D66, maar ook door de ‘authentieke’ arbeiders van de SP. Voor linkse kiezers is de PvdA ineens geen onmisbare machtsfactor meer. Dat is de echte dijkdoorbraak in de polder die in het buitenland onopgemerkt bleef.
Mij treft de gelatenheid waarmee dit wordt geaccepteerd. Ach ja, de kiezer is geëmancipeerd, we kunnen ook wel zonder PvdA. Als er een volkspartij klaar zou staan die dit gat op kan vullen, valt daarmee te leven. Maar niets is minder waar. De VVD noemt zich wel volkspartij, maar kijkt niet verder dan de middenklasse. Iedereen die niet voldoet aan het DNA van hardwerkend Nederland (het ‘goede populisme’ volgens Mark Rutte), valt daarbuiten. Het CDA, dat de PvdA als parlementaire volks- partij lange tijd concurrentie aandeed, kampt ook met weggelopen kiezers. Met dit verschil dat christendemocraten minder trendgevoe- lig zijn en zich na nederlagen minder laten gek maken. Zij zijn gewend aan de hoon van hoofdstedelijke praatjesmakers en ontlenen daar deels hun kracht aan. Daarentegen staat de PvdA als geen ander voor de ‘arrogante linkse grachtengordelelite’ die het bij het GeenStijl-volk zo heeft verbruid. Daarom is de verdamping van de sociaal-democraten een dikke overwinning voor het rechtspopulisme, ook al heeft het Alternatief voor Nederland, de PVV, niet zoveel patriottische stemmen gehaald als gevreesd. Maar het waren er wel meer dan in 2012, volgens partij-ideoloog Martin Bosma – een voormalige sociaal-democraat – 44% meer.
Erg geheimzinnig is dit niet. Iedereen die weleens op het internet vertoeft, kon deze stemming zien aankomen, en iedereen die iets van de geschiedenis van de sociaal-democratie weet, kon snappen dat zij in crisistijden het risico loopt te worden fijngemalen door straatvechters van links en rechts. Laat u niks wijsmaken door spindoctors die zeggen dat het met deze tegenstelling gedaan is en dat alles alleen nog om de middenklasse draait. Er zijn nog altijd veel mensen (vroeger arbeiders genoemd) die daartoe niet behoren en nog veel meer mensen die statusverlies vrezen. Daarom is het ook niet waar dat de postmoderne politiek alleen nog om culturele thema’s (islam, immigratie en integratie) draait en dat de klassieke sociaaleconomische tegenstellingen zijn overwonnen. Onbegrijpelijk dat gematigd links zich dit rechtse verhaal op de mouw heeft laten spelden en is meegegaan met allerlei identiteitspolitiek die de kerntaak van de sociaal-democratie – het verschaffen van een minimum aan bestaanszekerheid voor álle burgers – alleen maar bemoeilijkt. Dat geldt zelfs voor het feminisme, een vanzelfsprekend onderdeel van progressieve emancipatiepolitiek, die de positie van de ‘gewone man’ die zijn trots ontleende aan zijn kostwinnerschap onbedoeld heeft ondergraven. Een mokkende man is ook voor zijn gewone vrouw niet fijn, terwijl etnische minderheden de gelijkheid tussen de seksen lang niet allemaal accepteren. Vooral moslims niet, waarop de door de VVD bij de PvdA weggelokte Ayaan Hirsi Ali heeft gewezen – ten koste van de politiek correcte linkse gemeente. Een briljante liberale media-coup die nog steeds doorwerkt.
De pot verwijt de ketel
Het is nu zo dat gematigd links door rechts wordt verweten dat het niet links genoeg is geweest en wegkijkend van alle multiculturele drama’s zijn traditionele achterban in de steek heeft gelaten. Dat is een wel zeer giftig verwijt, waarbij keurig rechts even comfortabel meehuilt met de progressieve (maar ook rechtspopulistische) islamkritiek als met vergeten groepen in postindustriële gebieden die dankzij marktgeoriënteerde ‘saneringen’ in de knel zijn gekomen en zichzelf maar moeten zien te redden. De spilzieke (linkse) overheid, een geluksmachine die haar beloften niet waarmaakt, krijgt daarbij van alles de schuld. Zelfs de euro met zijn financiële garanties van Noord-Europa aan Zuid-Europa wordt nu voor- gesteld als een ‘links project’, terwijl het multinationale bedrijfsleven altijd de grootste pleitbezorger van de eenheidsmunt is geweest. Nog bonter is het begrip voor Poetin dat ter rechterzijde doorklinkt. De geheim agent in het Kremlin zou realistischer zijn dan de naïevelingen in Brussel, die net als Job Cohen steeds weer met moslimvertegenwoordigers aan het theedrinken slaan. Dat weerhoudt onze islamcritici er niet van overal ‘westerse zelfhaat’ waar te nemen, behalve bij zichzelf.
Voor mij was dit ‘verraad van rechts’, dat sinds de financiële crisis veel brutaler en hypocrieter is geworden dan ervoor (over moral hazard gesproken), reden naar links over te steken. Wat mij stoort is de slachtofferrol die PVV- achtigen voor zich opeisen, met hun geklaag over ‘demonisering’ als ze weer eens voor fascist of racist zijn uitgemaakt. Dat was terecht zolang er allerlei minder fraaie aspecten van de multiculturele samenleving taboe waren verklaard, maar die tijd is vijftien jaar na Pim Fortuyn echt voorbij. De situatie is nu zo dat alle alarmbellen tegen opkomend fascisme buiten werking zijn gesteld, en dat Wilders zijn tegenstanders unisono voor laffe appeasers uitmaakt en alle verwijzingen naar de jaren dertig voor verdachtmakingen houdt, niet alleen tegenover hemzelf, maar tegenover de anderhalf miljoen vaderlandslievende Nederlanders die op hem stemmen. Een gotspe, die nochtans zeer effectief (want intimiderend) uitpakt.
De PvdA en eigenlijk alle mainstream partijen stellen zich in deze timide op, alsof ze Wilders gelijk willen geven met zijn kritiek dat ze slappe nepdemocraten zijn. Treurig stemt ook hoever de PvdA is meegebogen met economenpraatjes, die de verzorgingsstaat louter nog voorstellen als collectieve kostenpost, met de stelselmatige verhoging van de AOW- leeftijd – in werkelijkheid een sluipende lastenverzwaring voor het kwetsbare individu – als dieptepunt. Onbegrijpelijk hoe de partij dit kroonjuweel van sociale zekerheid uit de glorietijd onder de oude Drees, de enige over- heidsregeling waar álle Nederlanders belang bij hebben, heeft laten kannibaliseren in ruil voor ‘hervormingen’ die alleen de hoogopgeleide middenklasse met goede beroepsper- spectieven voordeel brengt.
Zo gezien heeft de PvdA de ondergang over zichzelf afgeroepen. Daar staat tegenover dat in een vergrijzende samenleving die door flexwerk wordt gekenmerkt en steeds meer concurrentie van de wereldmarkt ondervindt, sociale zekerheid eerder meer dan minder belangrijk wordt. De toekomst van de sociaal-democratie ligt in de ouderenzorg, waarbij een beroep op de christelijke naastenliefde (hier komt het CDA weer in beeld) niet misstaat. Historisch gezien zijn beide volkspartijen, en de geschiedenis van de Duitse Bondsrepubliek illustreert dat, een dam tegen het rechtspopulisme dat overal in Europa aan de dijken knaagt. Daarin klinkt voor alles een roep om sociaal protectionisme door. Het is het blijvende belang van de sociaal-democratie om daarvoor te zorgen. Dat is niet hip of sexy, maar noodzakelijk. Het alternatief is eigen consumeren eerst, de politiek van de maag- mens, uitlopend op de nihilistische barbarij.