De ‘verdediging, verbreiding, verdieping en uitwerking van de democratisch-socialistische gedachte’, dat was de opdracht die de redactie van S&D zichzelf in het eerste nummer in 1939 stelde. Het streven was ‘bij te dragen tot de behandeling van de dringende vraagstukken, waarmee ook ons volk worstelt’.
Inmiddels is S&D de tachtigste jaargang ingegaan (tijdens de oorlogsjaren verscheen S&D niet), en is de opdracht niet veel anders, al spreken we nu van ‘sociaal-democratische’ of ‘linkse’ politiek.
Regelmatig worstelen we in de redactievergaderingen met de inhoud (op het raakvlak van wetenschap, politiek én maatschappelijke vraagstukken) en de vorm. Passen interviews in S&D? Reportages? Hebben we het ‘denken’ te veel vooropgezet, en de lezer verwaarloosd? Hebben we ons te veel gefocust op theoretische kennis, en daardoor te weinig oog gehad voor wat zich op straatniveau afspeelt? S&D moet niet als ‘huiswerk’ aanvoelen, maar echt een gezellig blaadje zal het nooit kunnen zijn. We hebben ten slotte wel een doel: al dat geploeter moet ergens toe leiden!
Nog een citaat uit het redactioneel van 1939: ‘Sprekende tot een grote lezerskring wil het [S&D] ook populair zijn in een goede zin. En wel, doordat de medewerkers zich beijveren zo beknopt en helder mogelijk voor te dragen, wat zij hebben te zeggen. […] Langere bijdragen uit te sluiten is zeer zeker niet ons plan (al bindt de beschikbare ruimte ons aan grenzen), doch de grote omvang zij dan door de inhoud verantwoord.’
Dat dubbelslachtige van leesbaar willen zijn voor een breed publiek en tegelijk met doorwrochte zinnen veel bladruimte innemen, is er nog altijd: zie de vele lange bijdragen in dit nummer. De CETA-saga waarin Ruud Koole verantwoording aflegt over de stemming in de Eerste Kamer beslaat 19 pagina’s.
Het komend jaar neemt de redactie de tijd om na te denken over de inhoud en vorm van het S&D, in druk en online. Opmerkingen en suggesties zijn daarbij zeer welkom!
Annemarieke Nierop
anierop@wbs.nl