De twee verkiezingsnederlagen op rij zijn hard aangekomen bij de PvdA. Duiding op drie niveaus is mogelijk: structureel, conjunctureel en incidenteel. Niet elk niveau is even goed bij te sturen.
De uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement was voor de PvdA opnieuw niet best: minder dan 10 % van de stemmen. Dat is nog minder dan het abominabele resultaat in 2009, toen de PvdA de helft van haar kiezers verloor en slechts 12 % van de stemmen wist te verwerven. Het bedroevende resultaat kwam echter niet onverwacht, zeker niet wanneer we de uitslag van de laatste raadsverkiezingen erbij nemen. Nog maar net 10 % stemde in maart dit jaar op de PvdA (het slechtste resultaat ooit bij dergelijke verkiezingen).
Zeker, de tijd van echt grote partijen is al geruime tijd voorbij. En het kost de PvdA, net als veel van haar zusterpartijen in Europa, al langer moeite om als volkspartij zowel de lagere inkomensgroepen als de middenklasse aan zich te binden, ook al blijft dat haar klassieke opdracht. De groeiende kloof tussen hoog- en laagopgeleiden heeft het voldoen aan de opdracht nog eens bemoeilijkt. Maar ondanks die lastige positie wist de PvdA het laatste decennium soms ook nog redelijke resultaten te boeken: bij de Europese verkiezingen in 2004 bijna 24 %, bij de raadsverkiezingen in 2006 eenzelfde percentage. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 werd ruim 24 % behaald.
De twee diepterecords van dit voorjaar zijn op veel manieren te duiden en dat is dan ook gebeurd. Om enige ordening in die duiding aan te brengen zal ik hier onderscheid maken tussen drie soorten verklaringen, die ik gemakshalve ‘structurele’, ‘conjuncturele’ en ‘incidentele’ verklaringen noem. Dat onderscheid kan behulpzaam zijn voor de PvdA bij het zoeken naar manieren om uit de electorale put te geraken.
Lees de rest van het artikel in de PDF.